top of page

Jean-Paul Mulders onderzoekt alles wat u bij de hersenkwabben kan grijpen

Vogelgids

Mijn dochter vraagt of wij een boek hebben over insecten. Zij leert daarover in het tweede leerjaar. Zij slaat mij om de oren met weetjes over facet­ogen en pootaantallen, enthousiast alsof het allemaal pas is uitgevonden. Zo’n boek heb ik zeker. Ik had altijd al een zwak voor boeken die generieke woorden overzichtelijk opdelen in honderden soorten. Ik heb een boek waarin alle cocktails, een boek waarin alle bomen, een boek waarin alle paddenstoelen, een boek waarin alle wolken en een boek waarin alle insecten staan die in ons land of daarbuiten voorkomen.

 

Echt tijd had ik er nog niet voor, in de drukte van mijn ­mensenleven. Maar op een dag – een pensioen dat wel nooit zal komen - hoop ik de geelbruine spleetvezelkop te onderscheiden van het papegaaizwammetje en de bee’s kiss van de slow seducer. “De gehele wetenschap is niks meer dan een verfijning van het dagelijks denken”, schijnt Albert Einstein gezegd te hebben. Boeken die het net van mijn kennis fijnmaziger maken, vind ik onweerstaanbaar.

 

Het laatste wat ik in huis haalde, is De slimste vogelgids. ‘Herken elke vogel in één oogopslag’, belooft een oranje bol op de cover. Dat lijkt mij een geweldig vooruitzicht, beter dan afvallen zonder moeite. Je kunt er lang in berusten elke vogel een vogel te noemen. Maar op een dag wil je de kuifleeuwerik van de graspieper onderscheiden en de kwartelkoning van de zwartkop. 

 

Het woord vooraf, geschreven door een Nederlander, klinkt als het begin van een schelmenroman: ‘In die tijd was het nog redelijk apart als je al vogelend door het leven trok’. Meer dan van billenkletsers, hou ik van de ­weetjes waarmee zo’n gids is volgestouwd. Ik leer hoe de kleine plevier zich onderscheidt van de strand­plevier en de bontbekplevier door zijn zwarte voorhoofdsband en zijn ­krachtige, gele oogring.

 

Ik verneem hoe het mannetje van de koolmees een bredere stropdas draagt dan het vrouwtje. Helaas scoor je daar als mensenman niet mee bij mensenvrouwtjes. “De kievit is de meest ­algemene, broedende steltloper in ­België en Nederland” breekt niet vaak het ijs op een eerste afspraakje.

 

Vogelen werd dan ook lang gezien als een hobby voor vrijgezelle gendarmen. Die tijden zijn gelukkig voorbij. Het is een hippe passie aan het worden die politieke strekkingen overstijgt en jong en oud betovert. Auteur Jan Rodts staat er zelf verbaasd naar te ­kijken dat zijn vogelgids opduikt in de bestsellerlijstjes: “Meer dan dertig jaar hebben we hemel en aarde bewogen om vogels in de media te krijgen”.

 

Dat het plots wél lukt, komt volgens sommigen doordat mensen in onze dolle wereld op zoek zijn naar rust. Ik begrijp dat zeer wel, als stadsmens die met de dag harder snakt naar wat ­vrijheid en groen. Vogels spotten brengt je weer in evenwicht, beweert Agnes Wené. Als ‘creatief generalist en ondernemer die buiten de lijntjes durft te kleuren’ liep ze helaas een burn-out tegen het lijf. Ze zat met een tas thee uitgeblust op de sofa, toen ze gefascineerd werd door een winter­koninkje. Ze verdiepte zich in onze gevederde vrienden en schreef er een boek over. 'Fluitend door het leven', is de titel. Geestiger komen ze meestal niet.

Op een dag – een pensioen dat wel nooit zal komen – hoop je de kuifleeuwerik van de graspieper te onderscheiden ...

bottom of page